fasen
Over welke projectfase wilt u informatie?
doelgroep
Voor wie zoekt u producten?
onderwerpen
In welke onderwerpen bent u geintresseerd?
Welkom op de website van Geo-Impuls, het nationale werkprogramma (2009-2014) gericht op het terugdringen van geotechnisch falen. Meer dan dertig partijen uit de grond-, weg- en waterbouwsector hebben intensief samengewerkt aan hulpmiddelen waarmee bouwprojecten volgens planning en binnen budget gerealiseerd kunnen worden.
Georisicomanagement is de rode draad in alle producten. Met georisicomanagement zet u de risico’s die samenhangen met de ondergrond op een rij en behoudt u de controle. De hulpmiddelen van Geo-Impuls bieden praktische handvatten voor opdrachtgevers en opdrachtnemers om georisicomanagement in de praktijk te brengen.
Via de filters aan de linkerkant kunt u producten selecteren op basis van projectfase, uw rol en het onderwerp waarin u geïnteresseerd bent. Zoeken kunt u via het vergrootglas rechts bovenin. Als u meer wilt weten over Geo-Impuls en bijeenkomsten, klik dan rechtsboven op het menu-icoon.
Arjan Venmans werkt als senior geotechnisch adviseur bij Deltares en is bij Geo-Impuls projectleider Betrouwbaar ondergrondmodel.
088 3357 263 LinkArjan Venmans werkt als senior geotechnisch adviseur bij Deltares en is bij Geo-Impuls projectleider Betrouwbaar ondergrondmodel. Arjan heeft samen met zijn projectteam in kaart gebracht welke kennisbronnen op welk moment nuttig zijn om een beeld te krijgen van de ondergrondrisico’s bij een project. De kennisbronnen zijn toegankelijk via deze website.
Het Bodemloket toont de gegevens die de overheid heeft over de bodemkwaliteit in uw omgeving.
Naar websiteLinkWaar in Nederland zijn vroeger (bedrijfs)activiteiten geweest die de bodemkwaliteit hebben beïnvloed? Het Bodemloket geeft inzicht in dit soort vragen. Deze tool geeft overzichtelijk de bodemkwaliteit weer. De afgelopen jaren hebben zowel de overheid als het bedrijfsleven informatie hierover verzameld. Via het Bodemloket krijgt de gebruiker inzicht in de gegevens die bij de overheid bekend zijn.
Martin van Staveren is expert georisicomanagement. Hij is de auteur van Geo-Impulsuitgave ‘Geotechniek in beweging, praktijkgids voor risicogestuurd werken’.
06 1237 3319 LinkMartin van Staveren is expert georisicomanagement. Martin is als een van de weinigen gepromoveerd op het daadwerkelijk inbedden of implementeren van risicomanagement in organisaties (Universiteit Twente, 2009). Daarvóór heeft hij technische en bedrijfskundige studies afgerond aan de TU Delft en NIMBAS-Bradford University. Hij is de auteur van Geo-Impulsuitgave ‘Geotechniek in beweging, praktijkgids voor risicogestuurd werken’.
Open communiceren over risico’s en deze helder bespreken met opdrachtnemer en opdrachtgever. Dat zorgt voor een succesvolle samenwerking bij de verbreding van de A4 tussen Burgerveen en Leiden.
Naar websiteLinkBij de risicosessies van de aannemer rond de verbreding van de A4 tussen Burgerveen en Leiden van 2×2 naar 2×3 rijstroken werd ook de opdrachtgever uitgenodigd. Daarnaast stuurde BAM Infraconsult ook het volledig dossier naar de opdrachtgever. Samen keken ze vervolgens naar oplossingen. Die aanpak tilde de samenwerking naar een hoger niveau. Er werd open gecommuniceerd en er was veel ruimte voor feedback. Opdrachtnemer en -gever keken op die manier bijvoorbeeld samen naar elektromechanische installaties en het risico op verzakken van de A4. Beide partijen kregen door de aanpak een compleet beeld en losten samen problemen op.
Het artikel is een vooruitblik op de totstandkoming van het webportaal geoimpuls.org (Geotechniek dec. 2013).
Naar websiteLinkBezoekers informeren via wegwijzers, verwijzingen, handvaten en handleidingen zodat ze tot een goed beeld van de ondergrond komen. Dit was voor de Geo-Impulswerkgroep ‘Betrouwbaar ondergrondmodel’ reden een nieuw webportaal te ontwikkelen. Uiteindelijk is hier geoimpuls.org uit voortgekomen. Het artikel beschrijft hoe de site in een gemeenschappelijke taal ervaringen en bestaande data toegankelijk maakt en succesvolle praktijkprojecten presenteert, zodat bezoekers een goed overzicht krijgen van de resultaten van Geo-Impuls. Het artikel geeft ook een overzicht van aanbevelingen bij het doen van risicogestuurd onderzoek, visualisaties, schematiseringen en het gebruik van gebiedsdata.
In 2013 was Geo-Impuls als programma al over de helft. Fugro interviewde daarom stuurgroepleden Wim Anemaat en Paul Cools voor een tussenstand en vooruitblik. De twee vertelden uitgebreid over het belang van het programma, de functie van georisicomanagement en de resultaten van de werkgroepen.
De Observational Method, veel aandacht voor risicocommunicatie en diepwanden ‘doormeten’ met geluid: het kwam allemaal aan de orde bij de tweelaagse verkeerstunnel bij Maastricht.
Naar websiteLinkEen lek in een diepwand kan leiden tot verzakking en schade aan omliggende panden. Een nieuwe techniek genaamd ‘crosshole sonic logging’ kan dit voorkomen. De toepassing van deze methode is niet de enige bijzonderheid bij de aanleg van de A2-tunnel in Maastricht. Het consortium Avenue2 (Strukton en Ballast Nedam) maakte voor het ambitieuze project ook gebruik van de Observational Method om problemen met de ondergrond te voorkomen. Daarnaast werd duidelijk over georisico’s gecommuniceerd, onder meer door een schaduwteam van Geo-Impuls in te zetten.
Thomas Bles is risicomanager bij Deltares. Binnen Geo-Impuls is hij samen met Erwin de Jong van Geobest projectleider Observational Method.
088 3358 273 LinkThomas Bles is projectcoördinator ROADAPT en risicomanager bij Deltares. Binnen Geo-Impuls is hij samen met Erwin de Jong van Geobest projectleider Observational Method. Deze werkgroep onderzoekt het beheersen van risico’s door een gerichte inzet van monitoring. Er zijn best practices verzameld en bij het project A2 Maastricht, waar ontworpen en gebouwd is volgens de observational method, is een evaluatie uitgevoerd.
Een Kennislinkartikel (mei 2011) vertelt hoe een mix van bagger, mest en plantaardig afvalmateriaal bodemdaling in de polder stopt.
Naar websiteLinkDe grondwaterstand van polders verlagen, beïnvloedt de veengrond sterk. De grond klinkt in, doordat het voor een groot deel uit water bestaat. Bovendien oxideert de veengrond doordat het door ontwatering aan zuurstof wordt blootgesteld. West-Nederland bestaat voor een groot deel uit polders waarbij ontwatering voor agrarische doeleinden gebeurt. Kennisinstituut Deltares bedacht een nieuw concept genaamd TopSurf om de deklaag van veengrond dikker en sterker te maken. Dat gebeurt via een mengsel van bagger, mest en plantaardig materiaal. Deze materialen blijken zeker op lange termijn beter te werken dan zand, dat nu vaak gebruikt wordt.
De Observational Method (OM) is een ontwerpmethodiek waarbij in de aanlegfase van een project nog aanpassingen kunnen worden doorgevoerd in het uitvoeringsontwerp. Dat kan handig zijn, want dan is het niet nodig om vooraf extra conservatieve aannames te doen, om het zekere voor het onzekere te nemen. Geo-Impuls heeft een handreiking opgesteld die uitlegt wat de OM inhoudt en wat de (on)mogelijkheden zijn. Wanneer kan de OM winst opleveren? En wanneer kun je de methode juist niet gebruiken? De handreiking deelt ook best practices en aanwijzingen over de manier waarop de Observational Method in de bestaande context van regelgeving en praktijk kan worden toegepast.
De zettingskaart van Nederland laat zien hoe gemakkelijk onze bodem wordt samengedrukt.
Naar websiteLinkDoor te bouwen in of op de ondergrond ontstaat het risico op zetting: de grond wordt samengedrukt en zakt in, wat kan leiden tot schade aan gebouwen in de buurt. Hoe gevoelig de bodem is voor zetting, hangt af van de locatie en wat daar in de bodem zit. Waaruit en op wat voor manier is de bodem samengesteld? Zo is zand weinig samendrukbaar en veen juist weer veel. Bovendien is de diepteligging van belang. Deltares en TNO tonen op de zettingskaart van Nederland hoe zettingsgevoelig de ondergrond is.
WAM overgangsconstructies is een hulpmiddel om een eerste inschatting van geschikte bouwmethoden voor overgangsconstructies te maken.
Naar websiteLinkWanneer wegen worden aangelegd op een samendrukbare grond, kunnen problemen ontstaan bij de overgang van een kunstwerk naar de baan op de grond. Deze zogeheten aardebaan ondervindt vaak nazakking en zetting, terwijl het kunstwerk meestal zettingsvrij is doordat het op palen is gefundeerd. Hierdoor ontstaan bij de overgang mogelijk drempelvorming en scheuren in het asfalt. In het wegenanalysemodel (WAM) overgangsconstructies kan de gebruiker kiezen uit verschillende basisgrondprofielen en bouwtijden. Het hulpmiddel toont een top vijf van bouwmethoden op basis van levenscycluskosten. Ook worden het onderhoud, de aanlegkosten en bouwmethoden meegenomen.
Geonet is een archief en webportaal vol relevante informatie op het gebied van geotechniek: dossiers, achtergronden, projecten, literatuur en verwijzingen naar belangrijke websites.
Naar websiteLinkVeel hulpmiddelen en artikelen die u ziet op de website van Geo-Impuls staan ‘fysiek’ op Geonet. Dat is geen toeval: Geonet is een archief en webportaal vol nuttige informatie op het gebied van geotechniek. Zo zijn er uitgebreide dossiers over onderwerpen als funderingstechnieken, dijktechnologie, grondvervorming en trillingen. Daarnaast biedt de website verwijzingen naar relevante literatuur, databases en cursussen. Geonet is gericht op geotechnisch adviseurs. De initiatiefnemers Deltares, SBRCURnet en KIVI Geotechniek willen via de website kennis over geotechniek sneller en efficiënter toegankelijk maken.
De ‘Inleiding GeoRisicoScan 2.0 voor te toetsen projecten’ beschrijft aan de hand van veelgestelde vragen wat de scan inhoudt en hoe het proces en de inhoud van georisicomanagement worden beoordeeld.
Naar websiteLinkDe GeoRisicoScan (GRS) 2.0 is een instrument om de kwaliteit van georisicomanagement (GeoRM) in een project te toetsen. Het is een vereenvoudigde versie van de scan die eerder door Deltares is ontwikkeld. Het doel van de GRS 2.0 is het aantoonbaar maken van de GeoRM-kwaliteit in bijvoorbeeld de ontwerp- of uitvoeringsfase van een bouw- of infraproject. Hiermee is de GRS 2.0 een praktisch instrument voor externe of interne kwaliteitsborging.
De GRS 2.0 wordt gedurende één dag op het projectkantoor uitgevoerd door een duo van gekwalificeerde toetsers met expertise op het gebied van geotechniek en georisicomanagement. Zij hebben de cursus GRS 2.0 gevolgd en praktijkervaring opgedaan.
Voor nadere informatie over de GRS 2.0 kunt u onder meer terecht bij: Thomas Bles (thomas.bles@deltares.nl), Jacco Haasnoot (haasnoot@cruxbv.nl), Onno Langhorst (onno.langhorst@movares.nl), Auke Balder (balder@cruxbv.nl) en Martin van Staveren (martin@vsrm.nl).
De praktijkgids ‘Geotechniek in beweging’ beschrijft in heldere woorden wat risicomanagement is en hoe je het kunt toepassen in je dagelijkse praktijk, waardoor risicogestuurd werken pas echt tot leven komt.
DownloadLink‘Geotechniek in beweging’ is een praktijkgids voor risicogestuurd werken. Het doel van de publicatie is het direct toepasbaar presenteren van wetenschappelijk ontwikkelde kennis, om de geotechniek te bewegen naar een expliciet risicogestuurde aanpak, in alle fasen van een project. De publicatie beschrijft in heldere woorden wat risicomanagement is en hoe je het kunt toepassen in je dagelijkse praktijk. De juiste ‘houding en gedrag’ is hierbij even belangrijk als kennis over de ‘tools’.
Deze praktijkgids is speciaal geschreven voor geotechnische professionals, hun leidinggevenden en risicomanagers. Mensen die inhoudelijk of vanuit een andere rol te maken hebben met geotechniek. En die de ambitie hebben om die geotechniek optimaal te benutten, voor het realiseren van succesvolle projecten binnen steeds strakkere randvoorwaarden.
Kennislink bericht (okt. 2012) dat het aanbrengen van een stuk geotextiel een dijk versterkt en piping tegengaat.
Naar websiteLinkHet verticaal aanbrengen van een stuk geotextiel in het midden van een dijk kan het proces van piping (het ontstaan van kleine kanaaltjes in de dijk) flink afremmen, toonden onderzoekers van Deltares aan. Het doek, waarin glasvezeldraadjes zijn ingeweven, werkt zo goed doordat het water doorlaat en zand tegenhoudt. Daardoor stoppen de zogeheten pipes bij het doek. Piping komt vaak voor in Nederland en ontstaat doordat een drukverschil tussen het water aan beide kanten van de dijk een stroming van grondwater veroorzaakt. Water gaat dan in kleine stroompjes (pipes) door de dijk heen. Het textiel dat dit tegengaat wordt verticaal aangebracht, als een soort extra wand. Het glasvezeldraad registreert temperatuurveranderingen en vervormingen in de bodem, waardoor alles goed in de gaten kan worden gehouden. Er zijn al succesvolle tests gedaan bij testsite IJkdijk in Groningen.
De ondergrond in Boxtel-Oost is grillig. Toen er vier ondergrondse riooloverstorten werden vervangen, was het dan ook een must om te monitoren, onderzoek te doen en risicomanagement toe te passen.
Naar websiteLinkAan de zuidrand van het Brabantse Boxtel stroomt de rivier de Dommel. Niet ver daarvandaan staan huizen. Op deze mooie plek waren vier overstorten dringend toe aan vervanging. Dat klinkt als een vrij doorsnee klus, maar dat was het zeker niet. “Ik woon al lang in Boxtel-Oost en ik weet dat de meeste huizen op palen zijn gefundeerd. Maar veel aanbouwtjes staan ‘op staal’. We wisten dat de funderingen dus een risico vormden als we in de grond gingen werken”, legt projectleider Hans Mols van de gemeente Boxtel uit.
Mols ging naar het college van burgemeester en wethouders en benadrukte dat er te weinig informatie was. Hierop werden er meer gegevens verzameld over de grondwaterstanden en werden er sonderingen met kleefmetingen gedaan. Ook werd de aanbesteding via een zogeheten EMVI-procedure gedaan, waarbij aannemers onder meer punten kregen voor het omgaan met risico’s als gevolg van bemalen, zettingen en trillingen, en duurzaamheid. De aanpak leverde een succesvolle uitvoering op zonder noemenswaardige problemen.
Hoe worden risico’s het beste beheerst? Daarvoor is het belangrijk om te beschikken over voldoende geotechnische informatie. In de praktijk ontbreekt het hier vaak aan. De informatiebehoefte verschilt per projectfase. Fasen vanaf het voorontwerp tot de realisatie hebben het meest behoefte aan geotechnische informatie.
Het is ook belangrijk dat voldoende gegevens van de voorgaande fase zijn verzameld wanneer de verantwoordelijkheid bij een contractmoment wordt overgedragen. Dat is vaak nog een valkuil. Hoe pak je dit slim aan? Geoimpuls heeft met behulp van contractjuristen onderzocht hoe men risicogestuurd grondonderzoek kan uitvoeren per constructietype, projectfase en contractvorm. Daarbij staan zes vragen centraal die per projectfase laten zien wat de informatiebehoefte is.
UAR Ondergronds voegt een virtuele laag toe aan de werkelijkheid. Met de app kun je zien wat er zich in de bodem bevindt in Rotterdam, Den Haag en Amsterdam.
Bekijk videoLinkUAR Ondergronds is een uitbreiding op de al bestaande app UAR, die een virtuele laag toevoegt aan de werkelijkheid. Met UAR Ondergronds kun je nu zien wat er zich in de bodem bevindt. Met behulp van 3D-modellen worden allerlei ondergrondse objecten in Amsterdam, Rotterdam en Den Haag zichtbaar gemaakt. Van archeologische resten tot volautomatische parkeergarages.
Kennislink (juni 2012) legde uit hoe een combinatie van meettechnieken verzakkingen zoals bij de Noord/Zuidlijn kan helpen voorkomen.
Naar websiteLinkDe kwaliteit van diepwanden is lastig te controleren. Hierdoor kunnen er bij het uitharden bijvoorbeeld luchtinsluitingen (zwakke plekken) ontstaan, met vertragingen, imagoschade en hoge kosten tot gevolg. Twee promovendi van de TU Delft bedachten een combinatie van technieken om de kwaliteit te verbeteren en te monitoren met behulp van elektriciteit, ultrasoon geluid en warmte.
De methoden meten vanaf straatniveau of overal beton komt, het regelmatig is verdeeld en de wandpanelen goed sluiten. De meettechniek ‘kijkt’ naar de stijfheid en dichtheid van de diepwand met ultrasoon geluid. Via warmtesensoren en elektriciteit wordt nagegaan waar de verschillende materialen in de diepwand blijven en of het stevig genoeg is. De techniek staat in het Handboek Diepwanden, waarin ook geleerde lessen bij schadegevallen zijn opgenomen.
Met deze basispresentatie kunnen geotechnisch adviseurs elkaar informeren over ‘Heeft u overal aan gedacht?’, een boekje dat de toegevoegde waarde van het vakgebied helder maakt.
Download presentatieLinkOm een bouwproject op tijd en binnen budget te realiseren, is het essentieel om vroegtijdig en continu aandacht te besteden aan de ondergrond. Als hulpmiddel heeft Geo-Impuls het boekje ‘Heeft u overal aan gedacht?’ uitgebracht. Een publicatie die inzichtelijk maakt welke risico’s er kunnen voortkomen uit de ondergrond en hoe daarmee omgegaan kan worden. Het boekje is met name bedoeld voor opdrachtgevers, projectontwikkelaars en architecten, maar het is ook belangrijk dat geotechnisch adviseurs het boekje kennen. Voor hen is het een handig hulpmiddel om de toegevoegde waarde van het vakgebied over het voetlicht te brengen. Daarom heeft Geo-Impuls zowel een Nederlandse als een Engelse basispresentatie gemaakt die gebruikt kan worden om collega’s te informeren over de publicatie. De Engelse versie is ook beschikbaar via deze website.
Bij de aanleg van metrolijnen in Rotterdam en Amsterdam zorgden lekkages in diepwanden voor overlast en vetraging. Vooral de voegen tussen de panelen waren de zwakke plek. Hoe spoor je vroegtijdig dit soort lekkages op? Tijdens zijn promotieonderzoek aan de TU Delft ging Rodriaan Spruit dit na. Hij testte vijf verschillende meettechnieken om lekken op te sporen in diepwanden. Ze werden in modelproeven geanalyseerd en dit rapport presenteert de eerste resultaten. Spruit ontdekte dat crosshole sonic logging het meest veelbelovend is. Het rapport toont de toepassing ervan in een diepwand en doet aanbevelingen voor de interpretatie van veldmetingen. Er worden ook voorbeelden gegeven uit de praktijk, waaronder de aanleg van de parkeergarage Kruisplein in Rotterdam en de Spoorzone Delft.
Mark Pehlig is directeur bij Fugro Geoservices en projectleider Langetermijnmetingen bij Geo-Impuls.
070 3111 200 LinkMark Pehlig is directeur bij Fugro Geoservices. Binnen Geo-Impuls is hij projectleider Langetermijnmetingen. Deze werkgroep voert meerjarige metingen uit om de onzekerheid rondom het gedrag van grond en grondconstructies op lange termijn te verkleinen. Er wordt onder meer onderzoek gedaan in de Bloemendalerpolder en bij het paalmatras in Woerden.
Visualiseer of richt een gebied boven- en ondergronds schematisch in met de SKB BodemTool.
Naar websiteLinkDe SKB BodemTool is ontwikkeld voor onder meer beleidsmedewerkers, bestuurders en managers om snel inzicht te krijgen in ruimtelijke ordeningsvraagstukken. In de tool brengen gebruikers objecten, functionaliteiten en infrastructuur in. Vervolgens worden de effecten hiervan getoond en doorgerekend op duurzaamheids- en haalbaarheidscriteria. Gebruikers zien bijvoorbeeld een online driedimensionale visualisatie van het plangebied inclusief bebouwing, bodemopbouw, ondergrondse bebouwing, leidingen en kabels. Het is mogelijk om het plangebied zelf te definiëren en bestaande data of nieuwe maatregelen binnen het gebied toe te voegen.
De standaard akoestische methode waarmee een in de grond gevormde paal wordt doorgemeten, ‘Hamertje Tik’, levert in vijf tot tien procent van de gevallen geen eenduidig resultaat op. Bij Deltares in Delft is daarom een veldproef ingericht om te onderzoeken welke andere praktisch bruikbare methode(n) geschikt zijn om vast te kunnen stellen of, en zo ja welke defecten er in de palen aanwezig zijn. In dit rapport wordt het tot stand komen van het proefpalenveld beschreven.
Het rapport gaat uitgebreid in op het aanbrengen van de (kunstmatige) defecten, de instrumentatie van de palen en de uiteindelijke vorming van de palen in de grond. De resultaten van de metingen worden korter besproken. Aan het einde van elk hoofdstuk is een overzicht van de relevante rapporten opgenomen. Daarmee kan de lezer de details terugvinden. Enkele essentiële documenten zijn als bijlage in het rapport opgenomen.
Jan Jaap Heerema werkt bij Rijkswaterstaat als senior adviseur geo-engineering. Binnen Geo-Impuls was hij betrokken bij de werkgroep ‘Ondergrond naar de voorgrond’ en het thema Contracten.
088 7972 142 LinkJan Jaap Heerema werkt bij Rijkswaterstaat als senior adviseur geo-engineering. Binnen Geo-Impuls was hij betrokken bij de werkgroep ‘Ondergrond naar de voorgrond’ en heeft hij samen met Leon Tiggelman van Heijmans het thema Contracten getrokken. In dat thema is onder meer gekeken naar de volgende vragen: Hoeveel grondonderzoek wordt er in de tenderfase uitgevoerd? Hoe zettten we risicogestuurd grondonderzoek op? Hoe gaan we afwijkende grondgesteldheid contractueel regelen? Welke contractpartner is verantwoordelijk voor welk risico? Hoe kunnen we hier werkbare afspraken over maken en verantwoordelijkheden verdelen?
Dat blijkt uit een online enquête onder 52 respondenten van meerdere kennisinstellingen. Ook fouten tijdens de uitvoering van de geotechnische constructie, fouten in het ontwerp en een onvoldoende robuust ontwerp zijn belangrijke oorzaken.
Hoe kan geotechnisch falen worden voorkomen? Volgens de respondenten door een voldoende ervaren uitvoeringsteam. Een geotechnicus die aangeeft welke randvoorwaarden en risico’s volgen uit het ontwerp, wordt ook als positieve bijdrage gezien.
Door te werken op basis van BRL SIKB 12000 kon het leidingenwerk bij waterproductiebedrijf Tilburg ‘in den droge’ worden uitgevoerd zonder dat er onacceptabele grondwaterverlagingen optraden.
Naar websiteLinkBrabant Water is in 2013 gestart met de bouw van een onthardingsinstallatie bij waterproductiebedrijf Tilburg. Voorafgaand aan de bouw moesten diverse leidingen op het terrein worden omgelegd. Door te werken met een uitgekiend bemalingsplan, heeft bemalingsbedrijf De Vet ervoor gezorgd dat dit leidingenwerk ‘in den droge’ kon worden uitgevoerd zonder dat er onacceptabele grondwaterverlagingen optraden. De Vet ging uit van de beoordelingsrichtlijn ‘BRL SIKB 12000 Tijdelijke grondwaterbemaling’. Volgens De Vet kwamen hierdoor vooraf alle risico’s goed in beeld, zodat het mogelijk was om maatregelen te treffen en zo de belangrijkste risico’s te beheersen. Daarbij kan gedacht worden aan extra grondonderzoek, het uitvoeren van een proefbemaling, het installeren van overcapaciteit of het opzetten van een monitoringsysteem.
Het Julianakanaal (Limburg) is een belangrijke scheepvaartroute. Over een lengte van 35 kilometer wordt het kanaal aangepast om de capaciteit van de scheepvaart te vergroten. Hierbij werd de ondergrond nauwkeurig onderzocht, omdat lekkage bij werkzaamheden een beduidend risico was. Het kanaal is vooral bekleed met klei en leem van verschillende sortering, dikte en doorlatendheid. Op een aantal plekken bevat de bodem ook grind en stenen. De kans op lekkage naar de omgeving is daardoor groot.
Om een duidelijk beeld van de kanaal en dijk te krijgen werden onder meer bij Elsloo meerdere technieken ingezet. De ene methode bleek succesvoller dan de andere. Op het land waren de S-golf metingen succesvol. De P-golf data lieten vooral weerkaatsing tot ver onder de dijk zien. Door verschillende technieken te combineren werd er een goed inzicht verkregen.
De voegen tussen diepwandpanelen veroorzaken soms lekkage. De techniek crosshole sonic logging gaat dat na.
Naar websiteLinkVoor diepe ondergrondse constructies worden vaak diepwanden gemaakt, bijvoorbeeld bij de aanleg van de spoortunnel in Delft en bij de Noord/Zuidlijn. Zulke wanden worden in de grond gevormd, waardoor de kwaliteit soms lastig te controleren is. Met de meettechniek Crosshole sonic logging kunnen lekken echter opgespoord worden, zo ontdekte promovendus Rodriaan Spruit (TU Delft). Dit Engelstalige rapport beschrijft de techniek en de toepassing in het laboratorium en in het veld.
Zwakke plekken in diepwanden kunnen leiden tot lekkage, overlast en vertragingen. Rodriaan Spruit (Ingenieursbureau Gemeente Rotterdam) ontwikkelde voor zijn promotieonderzoek aan de TU Delft binnen Geo-Impuls een techniek om die slechte delen op te sporen. Hij onderzocht een techniek waarbij een akoestisch signaal wordt verzonden tussen verticale meetbuizen, die aan beide zijden van de voeg van de wapeningskorven zijn bevestigd. Omdat de geluidssnelheid van beton bekend is, geeft de hoeveelheid signaalverlies een indicatie over de kwaliteit van het beton. Met deze techniek werd ervaring opgedaan bij de aanleg van de parkeergarage onder het Kruisplein in Rotterdam en bij de Spoorzone Delft. In het artikel komen ook nog andere technieken aan bod.
Bij ‘Building with the subsurface’ worden de onzekerheden die voortkomen uit de ondergrond expliciet gerelateerd aan de constructiekosten, zodat er bijvoorbeeld betere afwegingen mogelijk zijn ten aanzien van grondonderzoek en uitvoeringsmethoden. Om dit te illustreren gaat de paper, geschreven door Arjan Venmans van Deltares, onder meer in op een casestudy van een weg op een zachte bodem. De heterogeniteit van de ondergrond wordt weergegeven in sets van ondergrondprofielen, waardoor geotechnische berekeningen mogelijk zijn met conventionele tools. De casestudy toont aan dat de onzekerheid van de levensduurkosten van de weg tussen de tien en dertig procent liggen, afhankelijk van het gesteente en de gevoeligheid van de constructiemethode voor de onzekerheid van de ondergrond. Door lokaal onderzoek toe te voegen aan de data van beoordelingen van de zachte bodem neemt de onzekerheid af.
NB. De paper begint op pagina 1781 in de pdf
Voor zijn masterscriptie heeft Klaas Siderius (TU Delft) aan de hand van meetresultaten in de Bloemendalerpolder de tijdsafhankelijke effecten bij door grond horizontaal belaste palen onderzocht.
Naar websiteLinkIn de grond geplaatste funderingspalen kunnen op twee manieren worden belast door horizontale krachten: door een horizontale kracht op de kop van de paal of door het horizontaal vervormen van een slappe grondlaag. Dat laatste kan bijvoorbeeld gebeuren bij het aanleggen van een ophoging. Als de horizontale belasting erg groot wordt, dan kan dit gevolgen hebben voor de constructie op de palen.
De rekenmethodes die momenteel gehanteerd worden voor het bepalen van horizontale grondverplaatsingen en de krachten in een funderingspaal, zijn in 2009 ter discussie gesteld door CUR-commissie H408. Er werd daarbij aanbevolen om het langetermijngedrag van de grond en de grond-paalinteractie verder te onderzoeken. Het afstudeeronderzoek van Klaas Siderius (TU Delft) richtte zich op de invloed van tijdsafhankelijke effecten bij een door grond horizontaal belaste paal. In de Bloemendalerpolder is bij twee proefterpen uitgebreid grondonderzoek gedaan en intensief gemonitord. De uitkomsten zijn gebruikt om de berekeningen van effecten en het grondmodel te valideren.
Geofysische meettechnieken brachten veel beter de ondergrond van het Julianakanaal en de dijk in kaart.
Naar websiteLinkOmdat de capaciteit van de scheepvaart toeneemt, was het nodig om een stuk van vijfendertig kilometer van het Julianakanaal tussen Limmel en Maasbracht aan te passen. Maar tijdens de werkzaamheden was er een risico op lekkage naar de omgeving vanwege de geologische zetting. De bekleding van het kanaal bestaat namelijk vooral uit klei en leem van verschillende sortering, dikte en doorlatendheid. Op een aantal plekken ligt grind en stenen op de bodem. Bovendien is het kanaal gedeeltelijk aangebracht op het oorspronkelijke maaiveld en is het ingegraven in maasterrassen. Het was daarom belangrijk de werkzaamheden aan te passen aan de verschillende situaties. Geofysische technieken werden ingezet om de ondergrond onder het kanaal en een deel van de dijk in beeld te brengen.
De nieuwe afslag van de A12 bij Woerden is aangelegd op een paalmatras. Hierbij zijn diverse metingen uitgevoerd, om de ontwerpregels die in 2010 zijn opgesteld (CUR226) verder te optimaliseren. Deze paper gaat uitgebreid in op de praktijkproef. Er is onder meer gekeken naar de belastingen, vervormingen, rek van de geokunststof wapening (geosynthetic reinforcement, GR) en invloed van het verkeer.
Paul Cools werkt bij Rijkswaterstaat als manager geo-engineering. Hij is als secretaris van de stuurgroep verbonden aan Geo-Impuls.
06 5393 3519 LinkPaul Cools werkt bij Rijkswaterstaat als manager geo-engineering. Hij is als secretaris van de stuurgroep verbonden aan Geo-Impuls. Daarnaast neemt hij actief deel aan de Europese commissie TC304 ‘Engineering Practice of Risk Assessment and Management’ van de International Society of Soil Mechanics and Geo Engineering.
Karin heeft als projectleider Geocommunicatie veel ervaring met het uitvoeren van georisicocommunicatietrajecten.
06 5429 1940 LinkAls projectleider Geocommunicatie heeft Karin de Haas onder meer meegewerkt aan de Geo-Impulspraktijkprojecten Herstel historische stadsgracht Veenkade Den Haag,Spoorzone Delft en A2 Maastricht. De omgevingsmonitor, onderdeel van de ontwikkelde leidraad Geocommunicatie, wordt op dit moment toegepast bij de spoorzones Bunnik en Bilthoven en bij de parkeergarage Boerenwetering in Amsterdam. Ze geeft ook trainingen over risicocommunicatie, onder andere via de PAO of in company.
Kunnen afgestudeerden de uitdagingen van de steeds complexer wordende projecten in de civiele techniek aan? Daar bestaat twijfel over, zo bleek uit brainstormsessies van Geo-Impuls met opdrachtgevers, aannemers en ingenieursbureaus op het gebied van civiele techniek. Ze weten niet zeker of de kennis en competenties van afgestudeerden goed genoeg aansluit bij de praktijk. Daarnaast vrezen de organisaties dat de belangstelling voor geotechniek bij de opleidingen onvoldoende is om aan de vraag te voldoen. Geo-Impuls wil daarom, in samenwerking met KIVI Geotechniek, speciaal lesmateriaal ontwikkelen om het Geo-Impulsgedachtegoed een plaats te geven in het onderwijs. Als eerste stap heeft Geo-Impuls in kaart gebracht in hoeverre er nu binnen opleidingen aandacht is voor geo-engineering. Dit rapport presenteert de bevindingen van de werkgroep.
Leon Tiggelman werkt als senior adviseur geo-engineering bij Heijmans. Hij heeft in Geo-Impuls samen met Jan Jaap Heerema van Rijkswaterstaat het thema Contracten getrokken.
06 5138 4271 LinkLeon Tiggelman werkt als senior adviseur geo-engineering bij Heijmans. Hij heeft in Geo-Impuls samen met Jan Jaap Heerema van Rijkswaterstaat het thema Contracten getrokken. De volgende vragen kwamen hierbij onder meer aan de orde: Hoeveel grondonderzoek wordt er in de tenderfase uitgevoerd? Hoe zettten we risicogestuurd grondonderzoek op? Hoe gaan we afwijkende grondgesteldheid contractueel regelen? Welke contractpartner is verantwoordelijk voor welk risico? Hoe kunnen we hier werkbare afspraken over maken en verantwoordelijkheden verdelen?
De proeven tussen Muiden en Weesp moeten inzicht geven in het zettingsgedrag van de ondergrond. Dit inzicht helpt bij het bepalen van de geschikte strategie (tijd en zandhoogten) voor voorbelasten van het toekomstig woongebied. Bovendien laten de tests zien wat de invloed is van verticale drainage in combinatie met extra overhoogte. De Bloemendalerpolder bestond vooral uit cultuurlandschap met langgerekte kavels veenweidegrond. In de toekomst komt er een gebied voor natuur, recreëren en wonen (4500 woningen).
De binnen Geo-Impuls ontwikkelde omgevingsmonitor leverde nuttige inzichten op bij de bouw van spooronderdoorgangen in Bilthoven en Bunnik.
Naar websiteLinkIn juni 2012 startte de bouw van twee onderdoorgangen bij het NS-station in het centrum van Bilthoven. Deze onderdoorgangen moeten de doorstroming van het gewone verkeer en het treinverkeer verbeteren en het gehele gebied veiliger en mooier maken. Een ondergronds project van deze omvang heeft een flinke impact op de omgeving. ProRail, aannemer Heijmans en de gemeente beseften dit en grepen de resultaten van Geo-Impuls aan om een kwaliteitsslag te maken in het omgevingsmanagement.
Deze brochure vertelt waar de Observational Method in het kort op neerkomt, waarom je deze ontwerpmethode zou gebruiken en wanneer hij toepasbaar is bij een project.
Naar websiteLinkNiet meer uitgeven dan nodig is. Of zelfs kosten besparen. Zonder in te leveren op de veiligheid van de constructie of de bouw ervan. Het klinkt te mooi om waar te zijn, maar het is haalbaar met de Observational Method (OM). Deze brochure vertelt waar de OM in het kort op neerkomt en waarom je deze ontwerpmethode zou gebruiken. Aan de hand van een aantal criteria kan worden bepaald of de OM bij een bepaald project bruikbaar is. Bij toepassing van de OM kan de uitvoering starten volgens een economisch gunstig ontwerpscenario en wordt zodra dat nodig is, overgeschakeld naar een conservatiever ontwerp – of naar een scenario dat nóg gunstiger is.
De richtlijn Risicoverdeling Geotechniek (RV-G, CUR105) is een goed hulpmiddel bij het verdelen van geotechnische risico’s in projecten. De methode wordt echter niet vaak toegepast. Geo-Impuls heeft onderzocht waarom niet. Er is onder meer gekeken naar ervaringen met de methode in de praktijk. De werkgroep heeft een evaluatie uitgevoerd van vijf projecten waarbij de RV-G of de voorganger GBR is toegepast. Ook zijn er twee projecten geëvalueerd waar geen RV-G is gebruikt. De uitkomsten van deze evaluatie zijn terug te vinden in het rapport.
Het Nationaal Hydrologisch Instrumentarium (NHI) is het landsdekkend grond- en oppervlaktewatermodel van Nederland.
Naar websiteLinkMet het Nationaal Hydrologisch Instrumentarium worden onder meer grond- en oppervlaktewaterstromingen op landelijke schaal berekend. De resultaten worden op verschillende manieren gebruikt. Het NHI wordt bijvoorbeeld ingezet voor landelijk beleid zoals het Deltaprogramma, maar ook voor operationele ondersteuning bij de waterverdeling tijdens droogte. Het NHI berekent de verdeling landsdekkend over de keten van rivieren, meren en kanalen van het landelijke hoofdsysteem en over verschillende regionale oppervlaktewateren in het achterland. Daarnaast is het NHI als instrumentarium met data en tools voor iedere hydroloog in Nederland beschikbaar en worden aangeleverde verbeteringen in een jaarlijkse cyclus opgenomen.
Kennislink schrijft (apr. 2013) over een uitvinding van Ingenieursbureau Rotterdam om slechte fundering op te sporen met trillingen.
Naar websiteLinkVeel Nederlandse steden, zoals Rotterdam, Delft en Amsterdam, kampen met slechte funderingen, die scheuren en verzakkingen veroorzaken. Het is tijdrovend en duur om te onderzoeken of de fundering zwak is. De gemeente Rotterdam ontwikkelde een nieuwe manier, die gebruikmaakt van een generator buiten op straat. Die veroorzaakt trillingen, die via de ondergrond en funderingspalen in het huis aankomen, waar ze weer worden afgelezen. Slechte funderingen geleiden trillingen slechter en zijn daardoor te herkennen. Het is door de nieuwe methode niet meer nodig om de straat open te breken. De techniek is uitontwikkeld en Rotterdam deelt het graag met andere gemeenten.
Het boekje ‘Heeft u overal aan gedacht?’ is ook in het Engels uitgebracht. De publicatie laat zien welke ondergrondrisico’s er kunnen optreden, zodat er op tijd en op de juiste manier mee omgegaan kan worden
Naar websiteLinkOm een bouwproject op tijd en binnen budget te realiseren, is het essentieel om vroegtijdig en continu aandacht te besteden aan de ondergrond. Als hulpmiddel heeft Geo-Impuls het boekje ‘Heeft u overal aan gedacht?’ uitgebracht, met een Engelstalige versie onder titel ‘Are you prepared?’. Een publicatie die inzichtelijk maakt welke risico’s er kunnen voortkomen uit de ondergrond en hoe daarmee omgegaan kan worden. Wordt er vlakbij een waterkering gebouwd? Houd dan rekening met langere proceduretijden. Gaat het om een complexe constructie, bijvoorbeeld hele hoge nieuwbouw? Dan is de fundering extra belangrijk en is er mogelijk meer grondonderzoek nodig. Op deze manier benoemt de publicatie een aantal projectkenmerken die van invloed zijn op de ondergrondrisico’s. Opdrachtgevers krijgen zo snel een beeld van eventuele knelpunten in een project en mogelijke maatregelen die ze kunnen treffen.
De GeoTopper is de winnaar van de zogehten GeoTol. Deelnemers aan Geo-Impuls konden voor de verkiezing personen aandragen die volgens hen een excellente prestatie hebben geleverd met betrekking tot het voorkomen van of reduceren van geotechnisch falen (de doelstelling van het Geo-Impulsprogramma). De beoordeling vond mede plaats op basis van de top-10 GeoRM-acties. Ook werd er gelet op doorslaggevendheid in houding en gedrag, de impact op het werkveld en de verankering van resultaten in volgende projecten.
François Mathijssen (Boskalis) ontving de prijs op 25 oktober 2016 tijdens de GeoTop. De jury: “De winnaar heeft een praktisch en risicovol probleem tot een goed einde gebracht’. Hij heeft een faalkansanalyse gecombineerd met monitoring en fall-backscenarios. Hij verdiepte zich in de werkzaamheden van alle betrokken partijen en toonde een grote vasthoudendheid in het benoemen van de risico’s, soms tegen de algemene beeldvorming in.”
De Observational Method bestaat enerzijds uit het intensief monitoren van de ondergrond tijdens werkzaamheden. Anderzijds worden er vooraf scenario’s en actiemaatregelen ontwikkeld voor vrijwel alle onzekere gebeurtenissen. Hierdoor is het mogelijk om het gewenste betrouwbaarheidsniveau te bereiken zonder het ontwerp zeer conservatief te maken. Met de observational method worden maatregelen genomen wanneer die volgens de monitoring noodzakelijk en nuttig zijn. Geo-Impuls brengt de observational method onder de aandacht, omdat de methode een kosteneffectieve manier is om faalkansen te verkleinen.
Erwin de Jong is directeur van Geobest. Binnen Geo-Impuls is hij samen met Thomas Bles van Deltares projectleider Observational Method.
085 4890 140 LinkErwin de Jong is directeur van Geobest. Binnen Geo-Impuls is hij samen met Thomas Bles van Deltares projectleider Observational Method. Deze werkgroep onderzoekt het beheersen van risico’s door een gerichte inzet van monitoring. Er zijn best practices zijn verzameld en bij het project A2 Maastricht, waar ontworpen en gebouwd is volgens de observational method, is een evaluatie uitgevoerd.
Omgevingssensitiviteit en transparantie herstelde het vertrouwen in de Amsterdamse Noord/Zuidlijn, bericht Kennislink (apr. 2013).
Naar websiteLinkBewoners werden lang geïnformeerd dat de aanleg van de Noord/Zuidlijn hen geen last zou bezorgen. Toen dat wel zo was, zette dit veel kwaad bloed. Naar aanleiding van een tussentijdse evaluatie van voormalig landbouwminister Cees Veerman besloot de organisatie veel opener te communiceren. Ze informeerden over de risico’s van het bouwen en de bijbehorende maatregelen, zelfs als een risico heel klein was. Er werd onder meer een top-10 van risico’s gemaakt, die in het Parool kwam. Professoren en onderzoekers hadden door de tegenslagen ook aan geloofwaardigheid ingeboet. Bouwers werden daarom centraal gezet – voor hen zijn veilige omstandigheden immers belangrijk. Ook werd omgevingssensitief handelen en denken in.alle haarvaten van de organisatie doorgevoerd. Door alle veranderingen verbeterde het imago van het project.
De werkgroep Kloof Ontwerp-Uitvoering richtte zich op de samenwerking tussen twee belangrijke schakels in de bouwketen: de geotechnisch adviseurs (ontwerpers) en de uitvoerenden. Aan de hand van sprekende voorbeelden uit de praktijk geeft het boekje ‘Ontwerp en uitvoering: een kloof om te overbruggen’ tips aan beide partijen, zodat het onderwerp op de kaart wordt gezet. De werkgroep verzorgt daarnaast workshops om het toepassen van de adviezen verder te stimuleren
Het ontwerp, de bouw en het eindbeeld van het project Noordwal-Veenkade in Den Haag komen in deze video aan de orde.
Bekijk videoLinkDe Noordwal-Veenkade in Den Haag krijgt een heel nieuw uiterlijk. De historische gracht komt terug en onder het nieuwe grachtdeel komt een volautomatische autoberging. In de video komen het ontwerp, de bouw en het eindbeeld aan de orde.
Bij geocommunicatie binnen projecten zijn er drie hoofdrollen. De geotechnisch adviseur met veel inhoudelijke kennis, de communicatiemanager die contact onderhoudt met de media, en de omgevingsmanager die overlegt met belangenorganisaties en bewoners. Het is belangrijk dat deze drie hoofdrolspelers goed samenwerken, zodat ze van elkaar leren. Zo moet de geotechnisch adviseur geotechnische kansen en risico’s uitleggen aan de andere twee, zodat die bewoners en media goed kunnen informeren. Geo-Impuls heeft vier tools ontwikkeld om projectteams te ondersteunen bij het maken van een goed georisicocommunicatieplan. Geen project is hetzelfde, maar er zijn wel vaste onderdelen waarmee de communicatie omgevingssensitiever en transparanter wordt en er ruimte ontstaat voor de schoonheid van het project.
Voor een succesvol bouwproject is de beschikbaarheid van bodeminformatie van groot belang. De richtlijn CUR-247 geeft aan hoe je verantwoorde en risicogestuurde keuzes maakt.
Naar websiteLinkBij bouwprojecten, bijvoorbeeld bij de aanleg van infrastructuur, is het kunnen beschikken over grondonderzoek van de juiste omvang en soort een belangrijke voorwaarde voor succes. In deze richtlijn wordt ingegaan op het totale grondonderzoek (hoeveelheid, locatie, soort, vorm) dat nodig is om risico’s te kunnen schatten en hoe je in de contractvorming tot een daarbij passende toedeling van verantwoordelijkheden kunt komen.
In elke fase van een project is grondonderzoek nodig en de uitkomsten moeten steeds meegenomen worden naar de volgende fase. Wat is hierbij de rolverdeling tussen opdrachtgever en opdrachtnemer? Welk onderzoek hoort bij het voorwerk van de opdrachtgever en wat hoort bij het werk van de aannemer? De richtlijn geeft partijen praktische handvatten om deze vragen te beantwoorden.
Het Geo-Risk Portal maakt georisico’s via satellietkaarten en foto’s online toegankelijk voor mensen zonder technische achtergrond.
Naar websiteLinkRealtime georisico’s in kaart brengen om te informeren over de voortgang van het bouwproces op tablet, smartphone en pc. Dankzij de huidige staat van de ICT en de mogelijkheden om de bodem te onderzoeken en voorspellen, is deze risicovisualisatie mogelijk. Het Geo-Risk Portal bestaat onder meer uit een altijd up-to-date basisscherm, dat toegang geeft tot alle onderliggende informatie. Praktijkervaring werd al opgedaan bij de IJkdijk, waar een test plaatsvond met een dijkdoorbraak. Het portaal deed een prima voorspelling van de doorbraak, en de visualisatie was een toegevoegde waarde volgens de waterschappen.
Door de aanleg van een 2,3 kilometer lange gestapelde tunnel in Maastricht, neemt de hoeveelheid voertuigen bovengronds naar verwachting met tachtig procent af. Om de bouw goed te laten verlopen, is uitgebreid grondonderzoek gedaan via boringen en sonderingen. Er werden ook laboratoriumproeven uitgevoerd en informatie verzameld over laagscheidingen, breuken en zogeheten karstverschijnselen in de kalksteen. In Maastricht bestaat de ondergrond grotendeels uit kalksteen. Die grondsoort komt in Nederland alleen in Limburg voor, waardoor er weinig ervaring mee is. Tijdens de bouw is mede hierom de Observational Method toegepast. Bij deze techniek worden vooraf verschillende scenario’s uitgedacht, waarop daarna kan worden ingespeeld dankzij uitvoerige monitoring.
Een natte ontgraving tijdens de aanleg van een parkeergarage in Den Bosch beperkte de overlast voor inwoners.
Naar websiteLinkNa voltooiing ligt parkeergarage Vonk & Vlam geheel onder de stadsgracht aan de zuidkant van ’s-Hertogenbosch. Een natte ontgraving van de bouwkuip was weliswaar duurder, maar zorgde voor veel minder overlast voor inwoners. Mede daarom heeft deze aannemer de aanbesteding gewonnen. Er waren met name veel minder vrachtwagenritten nodig. Vooraf is door grondboringen en sonderingen vastgesteld dat de grond grotendeels uit zand bestond, wat het toepassen van een natte ontgraving mogelijk maakte. Het mengsel van zand en water werd via een leiding afgevoerd naar de Zuid-Willemsvaart en van daar per schip afgevoerd
Dankzij monitoring, de observational method en goede samenwerking kon ProRail de pijlers onder een spoorbrug verstevigen terwijl de treinen gewoon doorreden.
LinkSinds 1870 zorgde de spoorbrug over de Waal er al voor dat reizigers probleemloos van en naar Nijmegen worden vervoerd. Maar ondertussen kregen de pijlers wel een steeds zwaardere last te dragen. In de jaren tachtig van de vorige eeuw nam door een aanpassing de statische belasting toe. Bovendien werd de zogeheten Snelbinder aan de pijlers bevestigd, een in het oog springende stalen voetgangers- en fietsbrug.
Ook moet er ruimte voor de rivier worden gemaakt in de Waal. “Daardoor wordt acht tot negen meter zand en grind weggegraven en daalt het maaiveld van de spoorbrug van 10,5 meter boven NAP naar 2 meter boven NAP. Een nieuwe brug was te duur. Bovendien was de aanbrug nog in de jaren tachtig van de vorige eeuw aangebracht. Dat weghalen zou kapitaalvernietiging zijn”, zegt Luuk van Hengstum van ProRail.
Een van de doelen van Geo-Impuls is dat de ontwikkelde kennis en hulpmiddelen een plek krijgen in het onderwijs en in opleidingen. Om te achterhalen welke vorm en inhoud het meest doeltreffend zijn, heeft een werkgroep een enquête gehouden onder deskundigen. Eenentwintig personen werden bevraagd over onder meer de organisatie van Geo-Impuls, hun visie op de thema’s en geotechnisch falen, de eisen aan een geotechnisch adviseur en het belang van certificering. De interviews leverden diverse aanbevelingen op voor de overdracht van Geo-Impulskennis.
De diktekaart van de holocene slappe lagen toont waar de Nederlandse bodem gemakkelijk samendrukbare lagen bevat.
Naar websiteLinkDe dikte van de holocene slappe laag in de ondergrond geeft een indicatie voor de kans op schade aan gebouwen en wegen. Met name zetting is een risico: wanneer er iets in of op de bodem wordt gebouwd, wordt deze samengedrukt en zakt in,. Dit zorgt bijvoorbeeld voor schade aan gebouwen of constructies in de buurt. De diktekaart is ontwikkeld door de geologische dienst van TNO en geeft aan waar de kans op zetting het grootst is. Dat is afhankelijk van de bodem. Zand is vrij weinig samendrukbaar, veen juist veel. Voor het grootste risico zorgen de ondiepe holocene lagen.
Jan Jonker werk als strategisch adviseur bij Movares. Binnen Geo-Impuls is hij projectleider Kwaliteitscontrole in de grond gevormde elementen.
06 5574 3571 LinkJan Jonker werkt als strategisch adviseur bij Movares. Binnen Geo-Impuls is hij projectleider Kwaliteitscontrole in de grond gevormde elementen. In dit project zijn kennishiaten gevuld over de kwaliteit van diepwanden en funderingen. Jan heeft jarenlange ervaring met alle soorten ondergrondse constructies, onder andere bij de Spoorzone Delft.
Een mengsel van bindmiddel, waterglas en schuim versterkt de bovenlaag van veen, schrijft Kennislink (sept. 2011).
Naar websiteLinkDoor de toplaag van veen chemisch te versterken, moeten scheuren in de weg, scheefgezakte fietspaden en stoeptegels worden voorkomen. Onderzoekers van kenniscentrum Deltares ontwikkelden de nieuwe techniek. De stoffen in het mengsel reageren met het veen, dat uithardt. Hierdoor ontstaat een stevige en tegelijkertijd lichte ondergrond voor fietspaden en wegen. Laboratoriumproeven zijn veelbelovend, maar er moet nog wel verder worden onderzocht. Waarschijnlijk kan de mix direct aan het veen worden toegevoegd. Een andere optie is om veen af te graven, het mengsel toe te voegen en het dan terug te storten. Door de nieuwe techniek zou ophoogmateriaal, dat veel gemeenten uit Griekenland of Italië halen, niet meer nodig zijn.
Methoden om de kwaliteit van diepwanden te controleren, richten zich van oudsher op grondwaterstroming. Als er geen grondwater door de wand stroomt, dan is er geen transport van zand en zijn er dus ook geen zettingen. Omdat klei slecht water doorlaat, kunnen klei-insluitingen worden gemist, en dat kan tot problemen leiden. Een gedeelte van de diepwand kan dan na het ontgraven te zwak blijken om grondwaterdruk te weerstaan. Rodriaan Spuit heeft zich voor zijn promotie aan de TU Delft gericht op de kwaliteit van beton rondom de voegen van diepwandpanelen. Als dáár geen problemen zijn, kan ook grondtransport door de wand worden uitgesloten.
Rodriaan heeft drie meettechnieken onderzocht: crosshole sonic logging (CSL), distributed temperature sensing (DTS) en elektrische weerstand (ER). Het onderzoek bestond uit laboratoriumproeven en veldproeven in verschillende praktijkprojecten. Rodriaan heeft hierdoor ook een handleiding kunnen opstellen voor het uitvoeren van de metingen, met daarbij praktische tips voor de interpretatie van de meetresultaten.
Hoe communiceer je duidelijk, proactief en regelmatig over geotechnische risico’s binnen het project en naar buiten toe? Het project Geocommunicatie van Geo-Impuls toont hoe een team van geotechnici, omgevings- en communicatiemanagers samen een goed communicatieplan ontwikkelen. Er moet gewerkt worden aan een zogeheten reputatiematras. Dat is een buffer van vertrouwen die een project opbouwt, waardoor tegenvallers, zoals extra overlast, de publieke opinie minder beïnvloeden. De matras bouw je op door niet alleen bij negatieve gebeurtenissen te communiceren, maar ook aandacht te geven aan positieve aspecten. Het artikel besteedt ook aandacht aan het gebruik van bouwfaseringskaarten en de omgevingsmonitor.
Het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) is een digitale kaart met gedetailleerde en precieze hoogtegegevens voor heel Nederland.
Naar websiteLinkNagaan hoe hoog een bepaald gebied is? Dat kan met het Actueel Hoogtebestand Nederland. Daarinstaan zeer precies de hoogtegegevens van ons land. Het AHN bevat gemiddeld acht hoogtemetingen per vierkante meter. Deze tool is onder meer handig voor gemeenten, bedrijven, onderzoekers en water- en waterkeringsbeheer. Door te kijken naar de hoogte van het maaiveld (en het verloop daarvan) wordt onder meer nagegaan wat het waterpeil in sloten mag zijn. Ook wordt bepaald of de dijken voldoende hoog en sterk zijn. Er is daarnaast informatie over kleine hoogteverschillen in weilanden.
In Leiden zijn de gemeente en de aannemer zich goed bewust van de grote rol van georisico’s bij parkeergarage Lammermarkt. Ze nemen dan ook maatregelen om het project vlot en succesvol te laten verlopen.
Naar websiteLinkIn de binnenstad van Leiden wordt gewerkt aan een ondergrondse parkeergarage met een niet alledaags ontwerp. Er is gekozen voor een ronde vorm, waarbij de automobilisten naar beneden en omhoog rijden als in een kurkentrekker. De constructie wordt gemaakt met diepwanden, wat betekent dat georisico’s zeker een rol zullen spelen. Daar zijn de gemeente en de aannemer zich gelukkig goed van bewust en ze nemen dan ook diverse maatregelen om het project vlot en succesvol te laten verlopen.
De richtlijn Risicoverdeling Geotechniek (RV-G, CUR105) is een goed hulpmiddel bij het verdelen van geotechnische risico’s in projecten. De methode wordt echter niet vaak toegepast. Geo-Impuls heeft onderzocht waarom niet. Er zijn onder meer projecten geëvalueerd waar de RV-G wel en niet is toegepast, om te zien wat de ervaringen waren. Ook is de juridische inpassing van RV-G in de UAV-GC 2005 onderzocht. Tijdens een kwartaalvergadering van de Nederlandse Vereniging voor Bouwrechtjuristen heeft mr. Leendert van den Berg (Hulshof Advocaten) een lezing gegeven over dit onderwerp.
Met deze Engelstalige basispresentatie kunnen geotechnisch adviseurs elkaar informeren over ‘Heeft u overal aan gedacht?’, een boekje dat de toegevoegde waarde van het vakgebied helder maakt.
Naar websiteLinkOm een bouwproject op tijd en binnen budget te realiseren, is het essentieel om vroegtijdig en continu aandacht te besteden aan de ondergrond. Als hulpmiddel heeft Geo-Impuls het boekje ‘Heeft u overal aan gedacht?’ uitgebracht, met een Engelse vertaling onder de titel ‘Are you prepared?’. Een publicatie die inzichtelijk maakt welke risico’s er kunnen voortkomen uit de ondergrond en hoe daarmee omgegaan kan worden. Het boekje is met name bedoeld voor opdrachtgevers, projectontwikkelaars en architecten, maar het is ook belangrijk dat geotechnisch adviseurs het boekje kennen. Voor hen is het een handig hulpmiddel om de toegevoegde waarde van het vakgebied over het voetlicht te brengen. Daarom heeft Geo-Impuls zowel een Nederlandse als een Engelse basispresentatie gemaakt die gebruikt kan worden om collega’s te informeren over de publicatie. De Nederlandse versie is ook beschikbaar via deze website.
Zowel binnen het project als naar buiten, bijvoorbeeld naar de omwonenden, is het belangrijk om duidelijk uit te leggen welke risico’s er zijn. Van groot belang daarbij is dat de ontvanger centraal staat, diegene moet de boodschap begrijpen. Hoe communiceer je op een duidelijke manier? De Leidraad Geocommunicatie biedt hiervoor handvatten. Het geotechnisch stoplicht laat bijvoorbeeld zien hoe je om kan gaan met drie scenario’s: als er vrijwel geen problemen zijn (groen), wanneer iets kleins misgaat (oranje) of als er een calamiteit ontstaat (rood). Andere hulpmiddelen zijn de bouwfaseringskaarten die risico’s en hinder visualiseren, de omgevingsmonitor die in kaart brengt hoe omwonenden tegen het project en de risico’s aankijken en een set basisteksten om proactief over risico’s te communiceren. Aan de hand van praktijkvoorbeelden wordt uitgelegd hoe de hulpmiddelen toegepast kunnen worden.
Cobouw schrijft over proeven met sensortechnieken om de betrouwbaarheid van funderingspalen te meten (april 2014).
Naar websiteLinkPalen met insnoeringen of uitstulpingen, en wapeningskorven behangen met onder meer pvc-pijpjes, glasvezelkabels en installatiekastjes. Zo zag de palenproeftuin eruit waarmee Deltares in Delft-Zuid defecten wil opsporen. Hoe kan je nu het beste nagaan of funderingspalen beschadigd zijn? Dat wil Deltares samen met andere ingenieursbureaus en bedrijven met de proef uitvinden. Glasvezelkabels gaan bijvoorbeeld de temperatuurontwikkeling na tijdens het uitharden van het beton. Ook zijn er hooggespannen verwachtingen van een systeem met vijftien hydrofoons en twee signaalbronnen. Een onafhankelijk expert gaat uiteindelijk na welke technieken het beste werken.
Het afstudeeronderzoek van Leon Schadee (TU Delft) is een uitbreiding van de kennis op het gebied van door grond horizontaal belaste funderingspalen.
Naar websiteLinkDe gevolgen van horizontale vervormingen zijn niet eenvoudig te voorspellen. Horizontale grondvervorming op funderingspalen kan leiden tot rotatie, verplaatsing, vervorming of het scheuren van de paal, waardoor zowel de fundering als de ondersteunde constructie zou kunnen bezwijken. CUR-commissie H408 heeft de problematiek in 2010 onderzocht en geadviseerd om meer onderzoek te doen.
Leon Schadee (TU Delft) heeft zich in zijn afstudeeronderzoek gericht op het uitbreiden van de kennis over door grond horizontaal belaste funderingspalen. Enerzijds heeft hij gekeken naar de spanningen in een funderingspaal bij doorgaande paalverplaatsing. Bij toenemende horizontale grond- en paalverplaatsing verwacht men een toename van spanningen in de paal. In eerder literatuuronderzoek zijn echter proefresultaten gevonden die een afname laten zien. Wat is hiervan de oorzaak? Daarnaast heeft Schadee metingen uit de Bloemendalerpolder gebruikt om eerder opgestelde rekenmodellen te valideren.
Toets voortdurend het werk tijdens het hele project, dat voorkomt faalkosten. Aldus TUD-hoogleraar Frits van Tol in het blad Funderingsbedrijf (juni 2012).
Naar websiteLinkVolgens Van Tol zijn er al veel theorieën die beschrijven welke risico’s aan technische zaken kleven. Het probleem zit hem vooral in de vervolgstap: risicomanagement in de praktijk. Dat moet op veel grotere schaal worden toegepast. Met name bij projecten in kleine en middelgrote gemeentes.
Ingenieursbureaus doen ook vaak alleen aan het begin van een project een beroep op geotechnische adviseurs, bijvoorbeeld bij grondonderzoek en funderingsadvies. Veranderingen in het vervolg van het project worden regelmatig niet meer teruggekoppeld aan de adviseurs. Van Tol benadrukt dat geotechnisch adviseurs voortdurend bij het werk betrokken dienen te worden.
Een nieuwe spoortunnel vervangt in Delft het oude spoorviaduct. Bij de aanleg werd nieuwe technologie toegepast en beproefd.
Naar websiteLinkBij de aanleg van de spoortunnel en het ondergrondse station is niet alleen gewerkt met ‘proven technology’. In september 2013 vond er een praktijkproef plaatst om een nieuwe techniek te testen. In de westelijke tunnelbuis werden expres twee defecte diepwandpanelen gemaakt die later werden ontgraven en geanalyseerd. Dit maakte onderdeel uit van het promotieonderzoek van Jan van Dalen aan de TU Delft om meer kennis te vergaren over de defecten van diepwanden en hoe ze te voorkomen. Ook crosshole sonic logging werd toegepast in Delft: TU Delft-promovendus Rodriaan Spruit ging na hoe deze techniek lekken opspoort in diepwanden. Beide onderzoeken vallen onder het Geo-Impulsprogramma.
Promovendus Rodriaan Spruit onderzoekt technieken om zwakke plekken in diepwanden op de sporen. In deze video legt hij uit hoe dit in praktijk werkt.
Bekijk videoLinkPromovendus Rodriaan Spruit onderzoekt technieken om zwakke plekken in diepwanden op de sporen. Deze wanden worden in de grond gevormd, waardoor de kwaliteit soms lastig te controleren is. Crosshole sonic logging, een techniek gebaseerd op het meten van geluidsgolven, blijkt een goede oplossing: de methode is al succesvol toegepast in Rotterdam en bij de Spoorzone Delft. In Delft is een insluiting gedetecteerd en met behulp van bevriezing van de grond erachter is schade aan het historische station voorkomen.
Deze handleiding helpt geotechnisch ingenieurs te bepalen welke technieken geschikt zijn om specifieke geotechnische vragen te beantwoorden.
Naar websiteLinkGeofysische methoden hebben een aantal voordelen ten opzichte van conventioneel grondonderzoek met boringen en sonderingen. Ze geven bijvoorbeeld wel een continu beeld van de ondergrond en zijn meer geschikt voor de bepaling van heterogeniteit. Bovendien zijn ze gebiedsdekkend, werken met een goede ruimtelijke resolutie en zijn snel uitvoerbaar. Met deze handleiding bepalen ingenieurs wanneer en welke geofysische methoden meerwaarde hebben als onderzoeksmethode voor specifieke geotechnische vragen. Ook voorkomt dit rapport miscommunicatie tussen ingenieurs en aanbieders van geofysische metingen. Daarnaast is er informatie over de onderzoeksmethoden.
Tien jaar lang wordt het paalmatras in de afrit van de A12 ter hoogte van Woerden gemonitord.
Naar websiteLinkDe aansluiting A12/N204 ter hoogte van Woerden is vernieuwd. Vanwege de slechte ondergrond is er eerst een veld palen in de grond gemaakt, een zogeheten paalmatras. Daarop ligt de nieuwe afslag. Om de constructie te bewaken, inzicht te krijgen in het gedrag ervan en om de ontwerprichtlijn aan te scherpen, voert onderzoeksinstituut Deltares samen met Fugro bewakingsmonitoring uit. Over het langetermijngedrag van een paalmatras is nog maar weinig bekend. Daarom wordt nauwlettend het gedrag van het paalmatras op een locatie in de afrit gevolgd. Tien jaar lang onderzoeken ze onder meer de verticale belasting via krachtmeetcellen. Daarnaast wordt met zettingsslangen op verschillende hoogte de zetting nagegaan en wordt met laserscanning de hoogte van het wegdek vastgelegd. Bovendien monitoren Fugro en Deltares tien jaar lang onder meer de gronddruk en rek in de wapeningsmat, de trilling in de paal en de draagkracht van de constructie.
Het voortdurend monitoren en een grondige risicoanalyse leidde de metamorfose van een conservatorium tot een hotel in goede banen.
Naar websiteLinkHet was een complexe opgave om het voormalige Sweelinck Conservatorium om te bouwen tot een vijfsterrenhotel. Onder meer een tweeëneenhalf laags kelder werd aangelegd op de voormalige binnenplaats. Er was zeer beperkt ruimte, waardoor bijvoorbeeld de damwanden op een halve meter van de monumentale gevel kwamen te staan. Door een grondige risicoanalyse en intensieve monitoring ontstonden geen problemen. Ook waren er zorgen over de draagkracht van de bestaande houten palen. Die zou kunnen afnemen door het ontgraven van de bouwkuip. Daarom is de bouwkuip gemodelleerd en werd de maximaal toelaatbare horizontale en verticale verplaatsingen berekend.
Het grootste deel van faalkosten in de bouw ontstaat doordat een projectorganisatie niet in staat is bestaande kennis goed toe te passen. Dat blijkt uit onderzoek van Van Tol. Hij stelt dat de kennis niet altijd bij de juiste persoon bekend is. Ook gebeurt het nog te vaak dat de geotechnisch adviseur er niet op het goede moment wordt bijgehaald.
Risicomanagement moet gedurende het hele project een belangrijke rol spelen. Een geotechnisch adviseur moet voortdurend worden ingeschakeld om tijdens het gehele traject risico’s te benoemen, en niet om alleen aan het begin van een project grondonderzoek of funderingsadvies te geven.
Proefterpen moeten uitwijzen wat de beste bouwstrategie is voor de veengrond van Bloemendalerpolder.
LinkHoe kan de veengrond van Bloemendalerpolder het beste worden bebouwd? Om dat te bepalen, zijn proefterpen aangelegd. De meetgegevens moeten meer inzicht geven in de bodem en de beste bouwstrategie.
Met een goed ondergrondmodel kan de gebruiker de betrouwbaarheid van een geotechnisch ontwerp bepalen. Een ondergrondmodel geeft de ruimtelijke verdeling van geotechnische en hydrologische eenheden in de ondergrond. Om opdrachtgevers, ontwerpers en bouwers te helpen op risicogestuurde wijze een betrouwbaar ondergrondmodel te maken, heeft Geo-Impuls een handleiding ontwikkeld. De handleiding beschrijft allerlei instrumenten die gebruikt kunnen worden. Ook biedt de handleiding stappenplannen voor drie projectfasen: verkenning, voorlopig ontwerp en definitief ontwerp.
NB. De download is een bundel (zip-bestand) van 90 MB
Cobouw bericht dat Rijkswaterstaat het verplicht stelt om het pakket aan maatregelen van Geo-Impuls te gebruiken (nov. 2013).
Naar websiteLinkOp het jaarcongres van het Centrum Ondergronds Bouwen in 2013 maakte directeur-generaal Jan Hendrik Dronkers van Rijkswaterstaat bekend dat GeoRM, een methode voor georisicomanagement en ontwikkeld binnen Geo-Impuls, verplicht wordt bij RWS-projecten. Hij stond met die oproep niet alleen. “Het is tijd voor een bewustwording en erkenning dat de ondergrond een spelbreker kan zijn”, stelt ook oud-voorzitter van Geo-Impuls Wim Anemaat in het artikel. Faalkosten bij projecten kunnen oplopen tot maar liefst vijfentwintig procent van de bouwkosten en dat moet minder worden. Onder meer de observational method wordt in het artikel genoemd als succesvolle aanpak, met als voorbeeld de toepassing ervan bij het aanleggen van de tunnel voor de A2 in Maastricht. Daarnaast is er in het artikel aandacht voor andere Geo-Impulsprojecten zoals het diepwandonderzoek bij Spoorzone Delft en de Noord/Zuidlijn.
Proefterpen binnen de Bloemendalerpolder moeten inzichtelijk maken hoe de veengrond het beste bouwrijp te maken is.
Naar websiteLinkWat is de beste manier om te bouwen op de veengrond van de Bloemendalerpolder tussen Muiden en Weesp? Om daar achter te komen wordt veel en lang gemeten aan de veranderingen onder de grond. Nu bestaat het gebied nog uit langgerekte kavels veenweidegrond en boerderijen. Straks staan er ook zo’n 4500 woningen en zijn er plekken voor recreatie. Met een geotechnisch vooronderzoek is de te verwachten zetting en bouwtijd van een ophoging met voorbelasting onderzocht. Er zijn proefterpen gemaakt, waarin vervolgens onder meer sonderingen zijn gedaan met kleef- en waterspanningsmeting tot in het zandpakket. Ook zijn er laboratoriumproeven uitgevoerd. De werkgroep heeft verschillende rapporten gepubliceerd waarin de resultaten van het grond- en laboratoriumonderzoek en de gebruikte meetapparatuur besproken worden.
In december 2014 is het eerste Geo-Impulsrondetafelgesprek gehouden. Tijdens deze informele bijeenkomsten wordt georisicomanagement (GeoRM) als geotechnische verdieping van de bekende RISMAN-methode geïntroduceerd en wisselen de deelnemers hun praktijkervaringen uit. Het doel is het Geo-Impulsgedachtegoed binnen organisaties te verinnerlijken en te borgen, van de geotechnicus naar projectmanager en van medewerker tot topmanagement.
De eerste editie vond plaats bij Rijkswaterstaat. Er is onder meer geïnventariseerd tot welke resultaten het toepassen van GeoRM heeft geleid in Rijkswaterstaatprojecten. De belangrijkste lessen worden gepresenteerd in dit document. De bijeenkomst is door de aanwezigen als waardevol ervaren en heeft direct bruikbare praktijklessen opgeleverd.
Wilt u óók een Geo-Impuls Ronde Tafel in uw organisatie? Neem dan contact op met Mario van der Zwan (mvanderzwan@avata.nu) of Martin van Staveren (martin@vsrm.nl).
DINOloket biedt toegang tot geowetenschappelijke gegevens over de diepe en ondiepe ondergrond van Nederland.
Naar websiteLinkHet DINOloket is dé centrale plek met data over Nederlandse ondergrond. De databank bevat geowetenschappelijke gegevens over de diepe en ondiepe ondergrond, zoals boringen, grondwatergegevens, sonderingen en resultaten van geologische, geochemische en egomechanische monsteranalyses. Dagelijks wordt DINOloket uitgebreid met als uitgangspunt de beschikbaarheid van gegevens van de Nederlandse ondergrond te verbeteren. Inmiddels zijn miljoenen gegevens verzameld. TNO Geologische Dienst Nederland, dat onder meer de overheid adviseert over het gebruik van de diepe ondergrond, is de organisatie achter DINOloket.
De deelnemers aan Geo-Impuls hebben GeoRM omarmd als dé risicogestuurde werkwijze om bij projecten de onzekerheid vanuit de ondergrond te beheersen. GeoRM staat voor Geotechnisch RisicoManagement en past geheel binnen het RISMAN-proces, een methode die al breed in de sector wordt toegepast. De flyer ‘GeoRM & Top 10 Acties’ presenteert de zes stappen van GeoRM en noemt tien acties die je kunt toepassen om GeoRM in de praktijk te brengen. De methode zelf wordt nader omschreven in de praktijkgids ‘Geotechniek in beweging’ die ook te vinden is op deze website.
Dit rapport geeft een gestructureerde werkwijze om voldoende veilige schematiseringen te maken van de ondergrond van dijken.
Naar websiteLinkOm dijken te controleren op hun veiligheid is het schematiseren van de opbouw van de ondergrond belangrijk. Bijvoorbeeld om de grond-mechanische veiligheid van waterkeringen na te gaan. Maar hoe moet je hierbij omgaan met onzekerheden? Dit rapport introduceert een gestructureerde werkwijze, de zogeheten schematiseringstheorie. Daaronder valt onder meer de schematiseringsfactor, een veiligheidsindicatie waarin onzekerheden worden meegenomen. Dankzij de handvaten in de rapport is het mogelijk om voldoende veilige schematiseringen te maken van de opbouw van de ondergrond en waterspanningen. Hiermee worden dijken gecontroleerd op de veiligheid.
Bij het terugbrengen van de gracht en de bouw van de autoberging worden alle betrokkenen uitgebreid geïnformeerd over geotechnische kansen en risico’s.
Naar websiteLinkIn de jaren twintig werd het deel rondom de Torenstraat en Prinsessewal in Den Haag flink aangepast. De karakteristieke gracht verdween en maakte plaats voor een parkeerterrein. Het water stroomde voortaan alleen nog maar door een smalle duiker, die voor de doorvoer ervan zorgde. De stukken gracht werden gedempt.
Zonde, oordeelde de gemeenteraad lange tijd later en besloot de metamorfose terug te draaien. Na een hevig maatschappelijk debat werd uiteindelijk gekozen voor een volautomatische autoberging onder de herstelde stadsgracht.
De meeste civieltechnische projecten hebben een geotechnische component. Geo-Impuls heeft onderzoek gedaan naar het beheersen van geotechnische risico’s in de contracteringsfase (aanbestedingsprocedure). Drie zaken blijken cruciaal: informatie, deskundigheid, en de wil om aan risicobeheersing te doen. In de aanbestedingsfase is er veelal een verschil tussen de beschikbare informatie en de gewenste informatie. Daarnaast moet er voldoende geotechnische deskundigheid op het project aanwezig zijn om de geotechnische informatie te kunnen beoordelen in het licht van de scope van het project (wat wordt er aanbesteed?). De wil om aan risicobeheersing te doen is belangrijk, omdat (geo)technische risico’s een speelbal kunnen worden van het aanbestedingsproces, doordat de belangen van opdrachtgever en (toekomstig) opdrachtnemer veelal niet overeenkomen in de aanbestedingsfase. Geo-Impuls heeft in een visiedocument aanbevelingen geformuleerd voor de drie aspecten. Dit biedt handvatten voor risicoverdeling in contracten.
Deze paper beschrijft een nieuw model voor het berekenen van de boogwerking bij paalmatrassen.
Naar websiteLinkDe meeste analytische modellen voor het ontwerpen van paalmatrassen omvatten twee berekeningsstappen. Eerst wordt de boogwerking bepaald, daarna de rek in de geokunststof wapening (GR, geosynthetic reinforcement). Deze paper beschrijft een nieuw model voor de eerste stap. Het model verklaart onder meer praktijkobservaties van de verdeling van de belasting over de GR. Ook maakt het model inzichtelijk hoe bij het inklinken van de ondergrond de boogwerking toeneemt.
Joost van der Schrier is directeur van de adviesgroep infra bij Royal Haskoning DHV. Binnen Geo-Impuls is hij projectleider Internationale samenwerking. Daarnaast is Joost projectleider Opleiding en onderwijs.
088 3482 000 LinkJoost van der Schrier is directeur van de adviesgroep infra bij Royal Haskoning DHV. Binnen Geo-Impuls is hij projectleider Internationale samenwerking, waarbij hij onder meer werkt aan het 5th International symposium on Geotechnical Safety and Risks (www.isgsr2015.nl), een groot internationaal congres voor geotechnici, wetenschappers en marktpartijen. Daarnaast is Joost projectleider Opleiding en onderwijs. Deze werkgroep richt zich op een betere aansluiting tussen geotechnisch onderwijs en de behoeftes in het werkveld, op alle niveaus.
Frits van Tol is hoogleraar geo-engineering bij de TU Delft en is bij Geo-Impuls voorzitter van het kernteam.
06 2251 9733 LinkFrits van Tol is hoogleraar geo-engineering bij de TU Delft en is bij Geo-Impuls voorzitter van het kernteam. Frits staat onder andere bekend om zijn grootschalige onderzoek naar faalkosten (2007), waaruit bleek dat het overgrote deel van de faalkosten voortkomt uit het niet toepassen van bestaande kennis. Het artikel ‘De opmars van de geotechnisch adviseur’, waarin dit principe wordt toegelicht, vindt u elders op deze site (categorie ‘In de media’).
De projectorganisatie van A2 Maastricht houdt via de tv-serie A2 Actueel iedereen op de hoogte van de werkzaamheden aan de gestapelde tunnel. Op 30 juni 2013 ging de aflevering over monitoring.
Bekijk videoLinkDe projectorganisatie van A2 Maastricht houdt via de tv-serie A2 Actueel iedereen op de hoogte van de werkzaamheden aan de gestapelde tunnel. Op 30 juni 2013 ging de aflevering over monitoring. Werkvoorbereider Hessel Galenkamp (aanneemcombinate Avenue2) legt in de video uit hoe de omgeving en de bouwkuip nauwkeurig in de gaten wordt gehouden. Met de verzamelde gegevens kan er onder meer voor gezorgd worden dat er geen schade aan nabijgelegen gebouwen en wegen ontstaat. De monitoring is bij dit project onderdeel van de ontwerp- en bouwmethode: in Maastricht wordt de Observational Method toegepast, waarbij tijdens de uitvoering overgestapt kan worden naar een ander ontwerpscenario als de monitoringsdata daar aanleiding toe geven.
Goede samenwerking tussen ontwerpers en uitvoerders is cruciaal. Om deze te helpen verbeteren, maakte Geo-Impuls een video over de ‘kloof’.
Bekijk videoLinkBij elk bouwproject is een keten van partijen betrokken. Goede samenwerking is cruciaal en om deze te helpen verbeteren, maakte Geo-Impuls een video over de kloof tussen de geotechnisch adviseur en de uitvoerende partij.
Rodriaan Spruit werkt bij de gemeente Rotterdam als senior geotechnisch adviseur en promoveert daarnaast bij de TU Delft en binnen Geo-Impuls op het opsporen van imperfecties in diepwanden.
LinkRodriaan Spruit werkt bij de gemeente Rotterdam als senior geotechnisch adviseur. Daarnaast promoveert hij bij de TU Delft op het opsporen van imperfecties in diepwanden. Binnen Geo-Impuls heeft hij gewerkt aan ‘crosshole sonic logging’, een methode om imperfecties in diepwanden met geluidsgolven op te sporen terwijl de diepwand nog niet ontgraven is. Dit is al succcesvol toegepast in Rotterdam en bij de Spoorzone Delft.
In het Rotterdamse stationsgebied werden diverse nieuwe hulpmiddelen ingezet om faalkosten te voorkomen.
Naar websiteLinkMet geluidsgolven controleerde een nieuwe techniek of de damwanden van de Rotterdamse Kruispleingarage sterk genoeg waren. De methode werd ontwikkeld door Rodriaan Spruit van Ingenieursbureau Rotterdam. Hij deed aan de TU Delft zijn promotieonderzoek naar het zogeheten crosshole sonic logging en ging na in hoeverre hiermee zwakke plekken in damwanden zijn op te sporen. De eerste praktijkproeven deed hij in de Kruispleingarage. Daarnaast werd bij stationsgebied Rotterdam gebruikgemaakt van stripverhalen, zoals ze in de volksmond werden genoemd. Dat zijn overzichtelijke bouwfaseringskaarten waarop betrokken partijen zien waar afsluitingen, loopstromen en de bouwterreinen zich in een bepaalde periode bevinden. Doordat iedereen op de hoogte is, is de kans kleiner dat projecten elkaar in de weg zitten.
Om een bouwproject op tijd en binnen budget te realiseren, is het essentieel om vroegtijdig en continu aandacht te besteden aan de ondergrond. Als hulpmiddel heeft Geo-Impuls het boekje ‘Heeft u overal aan gedacht?’ uitgebracht. Een publicatie die inzichtelijk maakt welke risico’s er kunnen voortkomen uit de ondergrond en hoe daarmee omgegaan kan worden. Wordt er vlakbij een waterkering gebouwd? Houd dan rekening met langere proceduretijden. Gaat het om een complexe constructie, bijvoorbeeld hele hoge nieuwbouw? Dan is de fundering extra belangrijk en is er mogelijk meer grondonderzoek nodig. Op deze manier benoemt de publicatie een aantal projectkenmerken die van invloed zijn op de ondergrondrisico’s. Opdrachtgevers krijgen zo snel een beeld van eventuele knelpunten in een project en mogelijke maatregelen die ze kunnen treffen.
Hans van Leeuwen werkt als projectdirecteur bij Royal Haskoning DHV. Bij Geo-Impuls was hij verantwoordelijk voor de werkgroep Kloof ontwerp-uitvoering.
088 3482 000 LinkHans van Leeuwen werkt als projectdirecteur bij Royal HaskoningDHV. Bij Geo-Impuls was hij verantwoordelijk voor de werkgroep Kloof ontwerp-uitvoering. De misverstanden die kunnen ontstaan op overdrachtmomenten stonden in zijn werkgroep centraal.
In 2010 is de Nederlandse ontwerprichtlijn voor paalmatrassen uitgebracht, CUR226. Om deze verder te optimaliseren, zijn laboratoriumproeven uitgevoerd. Op basis van de proeven is voorgesteld om het ontwerpmodel aan te passen, wat een besparing op de aanlegkosten van een paalmatras kan geven. Het artikel in Land+Water beschrijft de metingen en resultaten van een proef bij afslag Woerden langs de A12, waar het aangepaste ontwerpmodel in praktijk is gebracht.
Een overzichtelijk stripverhaal zorgde voor een voorspoedige vernieuwing van het stationsgebied in Rotterdam.
Naar websiteLinkHoe weet iedereen die betrokken is bij het project waar afsluitingen zijn? En waar de loopstromen zich die week bevinden en welke bouwterreinen beschikbaar zijn? Wanneer een bouwproject voortdurend verandert, zoals bij het Stationsgebied Rotterdam, is een helder, visueel overzicht noodzakelijk. Daarom werd hier gekozen voor bouwfaseringskaarten, ook wel stripverhalen genoemd. Deze kaarten tonen steeds voor bepaalde perioden de tramlijnen, voetgangerszones, bouwterreinen, etc. Op basis hiervan werden de werkafspraken gemaakt en logistiek en communicatie rond het project afgestemd. Zo was voor iedereen binnen en buiten het project altijd duidelijk wat er veranderde.
Update je browser om deze website correct te bekijken. Update mijn browser nu